fok
1) (1901) (Barg.) rijk. Syn.: goed beslagen*; betoeg(d)*; grandig*. Een rijk persoon noemt men een Dagobert* Duck; een rijke fokker*; een geldzak*; een goudvink*; een knakenkoning*; een loodbok*; een markies* van Carabas; een molmboer*; een Oostenrijker*; een plutocraat*; een rastekweir*; een richard*; rijke stinkerd*; een splinterbol*. • Lekk...