Wat is de betekenis van Fluis?

2024-03-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

fluis

v. fluizen, Z.-N.; zie pluis I.

2024-03-28
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Fluis

Vroeger een fijne linnen, wollen of zijden stof. Thans spreekt men in Gelderland nog van fluis voor pluis. Distels hebben zaadbollen met fluizen. Daar zit een dik fluis (gewas) op.