Wat is de betekenis van flex?

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

flex

1) (1990+) (jeugd) goed; leuk. Ook als vraag: 'Alles flex?' Ook wel: flexie*. • Flex: goed, z'n gangetje. 'Met mij gaat alles flex'. (Frank Bierens & Mo Veld: Gigataal. Stijlwoordenboek voor het nieuwe millenium. 1999) • Terwijl vroeger alles mega, graaf, hip, bangelijk of tof was, is nu alles wat enigszins in de smaak valt flex, fi...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

flex

flex - Zelfstandignaamwoord 1. (gereedschap) haakse slijper flex - Bijvoeglijk naamwoord 1. heel mooi, heel goed 2. afkorting van flexibel

2024-04-19
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

flex

(<flexibel), goed, te gek: Straattaal.

2024-04-19
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

flex

(de) - (van de shaft van een golfstok) buigzaamheid, syn. shaftflex • De flex van de shaft is de mate van buigzaamheid zodra je kracht geeft tijdens de swing. Verschil in de shaftflex betekent een verschil van swingsnelheid. Je swing en deze flex moeten overeenkomen, anders zal het clubblad niet in de juiste stand staan bij het raken van de golfbal...

2024-04-19
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

flex

I. buigen; II. snoer

2024-04-19
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Flex

Flex - Walter, Duitsch oorlogsdichter, uit de Wandervogelbewegung gegroeid; * 6 Juli 1887 te Eisenach, gesneuveld 16 Oct. 1917 op Oesel. Zijn voorstelling van den oorlog is de sterk idealiseerend patriottische, nog door geen ontmoediging of ruwe scepsis aangetast, en zooals hij die, als huisleeraar (1910—’14), in de familie der Bismarck...

2024-04-19
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)