Wat is de betekenis van Flappen?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

flappen

flappen - Werkwoord 1. met een ruk gooien, smijten flappen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord flap Verwante begrippen houwen, klappen, meppen, slagen

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

flappen

flappen - regelmatig werkwoord uitspraak: flap-pen 1. een klapperend geluid maken ♢ het zeildoek flapt door de wind Regelmatig werkwoord: flap-pen ik flap jij/u flapt ...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Flappen

v., flappe.

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Flappen

(flapte, heeft geflapt), 1. (gew.) klappen, slaan; een klappend geluid maken: de deur flapt; hij flapte hem om de oren; — met geraas werpen: iets op de grond flappen; — naar binnen flappen, (een glas) snel uitdrinken; 2. (gemeenz.) hij flapt er maar alles uit, hij zegt alles wat hem voor de mond komt,...

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

flappen

flapte, h. geflapt (1 met een klappend geluid stoten, slaan enz.; 2 met er uit: iets zonder nadenken zeggen; enfant terrible zijn): 1. de zeilen flappen tegen de masten; de banieren flappen in de wind; iets tegen de grond flappen, smijten; 2. hij flapt er alles maar uit.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

flappen

(flapte, heeft geflapt) 1. met een ruk gooien: iets tegen de grond -. 2. klapperen: het zeildoek flapte langs de masten. 3. babbelen, klappen, slaan: er alles maar uit-.

2024-04-20
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Flappen

Flappen - fleeren, duvelen of stakelen, zijn uitdrukkingen meest door visschers aan boord van schepen gebruikt voor het ontsteken en toonen van een stakelvuur of stakellicht. (Eng. flare up light.)

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

flappen

(flapte, heeft geflapt), I. onoverg., klappen, slaan; een klappend geluid maken: hij flapte hem om de oren; een wimpel flapt; II. overg., 1. met geraas werpen: iets op de grond naar binnen —, (een glas) snel uitdrinken; 2. hij flapt er maar alles uit, hij zegt alles wat hem voor de mond komt; hij zegt zonder nadenken alles wat hij denkt.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Flappen

FLAPPEN, (flapte, heeft geflapt), (gew.) klappen, slaan, een klappend geluid maken: de deur flapt; hij flapte hem om de ooren; met geraas werpen: iets op den grond flappen; — naar binnen flappen, (een glas) leegdrinken; — (gemeenz.) hij flapt er maar alles uit, hij zegt alles wat hem voor den mond komt, of ‘t past of niet; hij ze...