fitten
(werkwoord) passen, (op elkaar) aansluiten, (met elkaar) overeenstemmen goed zitten, passen inpassen, pasklaar maken, in elkaar passen
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
(werkwoord) passen, (op elkaar) aansluiten, (met elkaar) overeenstemmen goed zitten, passen inpassen, pasklaar maken, in elkaar passen
Wiktionary (2019)
fitten - Werkwoord 1. (techniek) in elkaar passen, pasklaar maken 2. (techniek) door omvatting met een fithaak meten 3. (techniek) de diepte van boorgaten meten fitten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fit fitten - Werkwoord 1. meervoud verleden tijd van fitten ...
drs. Toine van Hoof (2017)
Goed op elkaar aansluiten, gezegd van de twee handen van een partnership, waardoor het mogelijk is met minder dan het gebruikelijk aantal punten een contract te maken. Heeft vooral betrekking op de distributie van beide handen, maar kan ook gelden voor het bezit van elkaar aanvullende hoge kaarten. Zie ook: dupliceren
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: