n f gevoel dat je energiek en gezond bent ◊ na een ongeluk nog niet je gewone fitheid hebben
fitheid - Zelfstandignaamwoord 1. de lichamelijke en geestelijke conditie van iemand ♢ De zieke man moest hard werken aan zijn fitheid om de operatie te kunnen doorstaan. ♢ Voor een 31-jarige verdediger was Boulahrouz met een salaris van 118.070 euro per maand niet goedkoop, maar Sporting had alle vertrouwen in zijn fitheid. Boulahrouz wordt “nog steeds regelmatig opgeroepen voor het Nederlands elfta...