Wat is de betekenis van Fijn?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fijn

fijn - Bijvoeglijk naamwoord 1. van geringe dikte 2. nauwkeurig en klein 3. leuk. Synoniemen [1] dun, mager Antoniemen [1] dik [2] grof [3] stom, vervelend

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

fijn

fijn - bijvoeglijk naamwoord 1. van kleine of dunne deeltjes ♢ je moet deze kaas fijnmalen 1. het fijne van de zaak wisten we niet [we wisten niet precies hoe het zat] 2. een fi...

2024-04-20
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Fijn

zie ook druif; fijne pik: 1 - als gemalen poppenstront,streng godsdienstig; zeer orthodox. Informele uitdr. Het WNT citeert De Gewaande Weuwenaar,een blijspel in drie delen (1709). ... je moest ze in de gaten houden, Nieuwendammers van de overkant van ’t IJ; zo fijn als gemalen poppestront, die zondags op hun klompen naar het zwartekousenkerkie kl...

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

fijn

I. Als bnw. 1. Van stoffen e.d.: doorzichtig. 2. Van pers.: slim, listig, sluw. II. Als bijw. 1. Erg, door en door; het is hier fijn koud. 2. Nauwelijks, pas; we waren nog maar fijn thuis, of de telefoon ging al. Afl./Sam.: fijnaard (Wdl.), slimmerd, slimmerik, sluwe vos; ook: fijnerik (Niet begrijpend wat zij...

2024-04-20
Recht voor z'n raap

Rouke G. Broersma (1970)

Fijn

onder sommige jongeren erg populair synoniem voor mooi, vooral gebruikt i.v.m. muziek.

2024-04-20
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

fijn

: fijne boter (de), roomboter. Echt, het minste was dat je je kon tegoed doen aan een sneetje kerstbrood, besmeerd met ‘fijne’boter en belegd met kaas (Julius Defares in WS 2212-1984). Etym.: Het staat tegenover ‘margarine’, die niet ‘fijn’ gevonden wordt. Syn. Wijsmanboter.-: zie fijne klaroen, fijne schuur.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Fijn

adj.; (niet grof), fyn; (mooi), moai prachtich; (lekker), lekker, hearlik; gebouwd, himpen; dat is —, dat is de slach.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fijn

bn. bw. (-er, -st), 1. niet grof, uit kleine deeltjes, bestand- of onderdelen bestaand of samengesteld: fijn zand; fijn gebuildmeel; een fijn verdeelde stof; — een rad met fijne tandjes-, een fijne kam, waarvan de tanden dicht bijeen staan; een fijne schroef, met smalle windingen; — op de fijne puntjes letten, nauwlettend toezien ; &mda...