fijn
fijn - Bijvoeglijk naamwoord 1. van geringe dikte 2. nauwkeurig en klein 3. leuk. Synoniemen [1] dun, mager Antoniemen [1] dik [2] grof [3] stom, vervelend
Nederlandstalige WikiWoordenboek
fijn - Bijvoeglijk naamwoord 1. van geringe dikte 2. nauwkeurig en klein 3. leuk. Synoniemen [1] dun, mager Antoniemen [1] dik [2] grof [3] stom, vervelend
Nederlands woordenboek voor onderwijs
fijn - bijvoeglijk naamwoord 1. van kleine of dunne deeltjes ♢ je moet deze kaas fijnmalen 1. het fijne van de zaak wisten we niet [we wisten niet precies hoe het zat] 2. een fi...
Marc De Coster ©, 1998
zie ook druif; fijne pik: 1 - als gemalen poppenstront,streng godsdienstig; zeer orthodox. Informele uitdr. Het WNT citeert De Gewaande Weuwenaar,een blijspel in drie delen (1709). ... je moest ze in de gaten houden, Nieuwendammers van de overkant van ’t IJ; zo fijn als gemalen poppestront, die zondags op hun klompen naar het zwartekousenkerkie kl...
Nederlands woordenboek (7e druk)
bn. bw. (-er, -st), 1. niet grof, uit kleine deeltjes, bestand- of onderdelen bestaand of samengesteld: fijn zand; fijn gebuildmeel; een fijn verdeelde stof; — een rad met fijne tandjes-, een fijne kam, waarvan de tanden dicht bijeen staan; een fijne schroef, met smalle windingen; — op de fijne puntjes letten, nauwlettend toezien ; &mda...
Handelslexicon (1910) door J. Hagers
Fijn - het edel metaal in een mengsel aanwezig.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
FIJN, bn. bw. (-er, -st), niet grof fijn zand, fijne keien; — klein fijn schrift; — eene fijne pen, pen voor klein schrift; — dit is met eene fijne pen beschreven, zeer nauwkeurig, op eene voortreffelijke wijze; — op de fijne puntjes letten, nauwlettend toezien; — de fijne puntjes zijn er bij hem af, de bijzonderhe...
Gerelateerde zoekopdrachten