fietsenrek
1) (1989) (inf.) vrouw die seksueel contact heeft gehad met meerdere mannen. Zie ook: fiets* en dorpsfiets. Vgl. afgelikte* boterham. • Die? Wie zou haar nou willen hebben? Zo’n fietsenrek! (Maarten ’t Hart: De unster. 1989) 2) (2019) (bridge) zie citaat. • Fietsenrek. Een kleur met minstens twee vorken, z...