Wat is de betekenis van fietsenhok?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fietsenhok

fietsenhok - Zelfstandignaamwoord 1. een overdekte gelegenheid om fietsen te parkeren (stallen) Woordherkomst samenstelling van fiets en hok met het invoegsel -en-

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fietsenhok

o. (-ken).

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

fietsenhok

o. (-ken), hok waarin men fietsen stalt.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)