Wat is de betekenis van Fielterig?

2024-04-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

fielterig

(19e eeuw) (inf.) doortrapt; gemeen; gewetenloos. Kijk ook onder fielt*. • Zoo nobel als 't voorkomen van onzenVan Oudenolm is, zoo'n gemeen fielterig gezicht heeft die vader; je kunt het zoo zien;’ zegt Heldera terwijl men achter de coulissen terugtreedt. (J.J. Cremer: Romantische werken. Deel 11: Tooneelspelers. 1880) • Maar heb...

2024-04-18
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Fielterig

(fieltig) laaghartig

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fielterig

bn. bw. (-er, -st), laaghartig, doortrapt gemeen.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

fielterig

bn., bw. (fieltachtig): een fielterig gezicht, fielterig te werk gaan.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

fielterig

bn. en bw. (-er, -st) → fieltig.

2024-04-18
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Fielterig

FIELTERIG, bn. bw. (-er. -st), laaghartig, doortrapt gemeen. FIELTERIGHEID, v.