fielt
(ca. 1550) (scheldw.) doortrapte schurk; gewetenloos iemand; bedrieger. Aan de KMA te Breda werd dit woord gebruikt in de zin van 'onderofficier belast met de surveillance'. In de soldatentaal werd deze term opgetekend in de periode 1860-1885. In de betekenis van 'schurk' dateert 'fielt' reeds van het midden van de zestiende eeuw. Het woord komt (z...