Wat is de betekenis van fiedel?

2024-04-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

fiedel

(18e eeuw) (< Hoogduits Fiedel) (inf.) viool. Zie ook: zoiets heb ik nog nooit op de fiedel horen spelen. Als werkwoord: fiedelen*. Syn. uit de volkstaal voor viool: jammerhout*; jammerkast*; jengelhout*; klaaghout*; trekplank*. Een slechte vioolspeler is een vioolkrabber*. • Daar duurde de pret nog lang na. Harmen kwam met z'n fiedel op d...

2024-04-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fiedel

fiedel - Zelfstandignaamwoord 1. (Jiddisch-Hebreeuws) (muziekinstrument) viool fiedel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fiedelen ♢ Ik fiedel 2. gebiedende wijs van fiedelen fiedel! 3. (bij inversie) tweede persoon en...

2024-04-17
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Fiedel

viool

2024-04-17
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Fiedel

fiedel, viool.

2024-04-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fiedel

v. (-s), (gemeenz.) viool.

2024-04-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

fiedel

v. fiedels, fiedeltje (viool, gmz.): zegsw. voor de fiedel staan, dansen.

2024-04-17
Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Fiedel

Zie Fidula.

2024-04-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

fiedel

('fi:dəl) m. (-s; -tje) [Lat. viola] Gemz. middeleeuwse viool, vedel : voor de staan, dansen.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

fiedel

m. (-s), (gemeenz.) viool.