Wat is de betekenis van fellow?

(zelfstandig naamwoord) [alg.] beursonderzoeker, onderzoeker [alg.] genootschapslid, medelid

fellow - Zelfstandignaamwoord 1. iemands gelijke, lid van een genootschap ♢ Geïntrigeerd buigt Matthew Goodwin naar voren. „Hoe spel je zijn naam?”, vraagt de politicoloog. A-S-S-C-H-E-R. Hij schrijft het met een ballpoint in de bovenhoek van een notitieblok en trekt drie strepen onder de naam van de aanstaan...

[Eng., van OEng. feolaga = wie geld neerlegt in deelgenootschap, dus eig.: geldlegger (vgl. Eng. fee = te betalen som, loon, honorarium, fooi); medelid, makker] 1. aan de Eng. universiteiten van Oxford en Cambridge na een examen toegelaten lid van een college; 2. lid van een of ander wetenschappelijk genootschap (zonder...

lid van een wetenschappelijke vereniging; afgestudeerde die een toelage heeft voor verder onderzoek

gezel; kameraad; ambtgenoot, medelid; student in Engeland, die een studiebeurs heeft.

I. maat, makker, kameraad; kerel, vent; andere of gelijke (van twee), weerga; lid; 1. lid v. college aan de Hogescholen; 2. gepromoveerde, die een „beurs" geniet; II. af mede-.

(Eng.), m. (-s), gezel, genoot; in *t bijz. in Eng. en Amerika: 1°. medelid van een (inz. wetenschappelijke) vereniging of een genootschap; 2°. gepromoveerde die een beurs of toelage geniet (veelal in de academie wonend).

(Engels), makker; collegegenoot; gepromoveerd en in de universiteit inwonend, van een beurs genietend assistent-docent.

(Eng.) m. gezel, makker; ambtgenoot, (mede)lid van een academie of college, gepromoveerde, op de Hogeschool, inwonende student, die van een beurs geniet.