feest
...
Wiktionary (2019)
feest - Zelfstandignaamwoord 1. een vermakelijke en vreugdevolle sociale gelegenheid ♢ Ondanks het feit dat Nederland de finale tegen Spanje verloren had, was het bij de huldiging één groot feest. 2. een excuus om je schaamteloos vol te vreten feest - Werkwoord 1. enkelvoud te...
Muiswerk Educatief (2017)
feest - zelfstandig naamwoord 1. plechtige of vrolijke viering van iets ♢ Sinterklaas vind ik een gezellig feest 2. bijeenkomst van mensen die iets vieren ♢ Arie en Marie hebben een feest georganiseerd...
Michel Uyen
Anderlecht is weer eens aan het feest. Oudjes in de Giro aan het feest (Anderlecht heeft succes, evenals de oudere wiel¬renners in de Ronde van Italië).
Fink (1998)
Degene die in een droom feestviert, wil de inspanningen en moeilijkheden van het dagelijkse leven eventjes vergeten, niet omkijken, maar gewoon een keer uitrusten van het eigen ik. (Zie ook ‘Bal’).
Hans Heestermans (1977)
feest - eufem. voor menstruatie. Zie o.a. één mei. In de verb. ‘n feestje met jezelf bouwen, masturberen
J. van Donselaar (1936)
: een feest als een feest, een geweldig feest, een zeer geslaagfd feest. Het is een feest als een feest geworden. Er trad een muziekband op ( ), en, gelooft u 't of niet, de 85jarige danste elk stuk dat de band speelde met één van haar kinderen, kleinkinderen of één van de vele vrienden (WS 15-5-1982).
Prof. dr. J.C. Groot (1955)
licht de gemeenschap even uit boven het alledaagse en het puur nuttige. De tijd van de klok met haar vlakke eenvormigheid wordt van haar heerschappij onttroond om plaats te maken voor een oorspronkelijker beleven, dat de tijden weet te onderscheiden. In het primitieve en antieke denken waren het de kosmische wisselingen, welker kritieke punten telk...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: