fatsoen
fatsoen - Zelfstandignaamwoord 1. goede manieren ♢ Probeer je fatsoen te bewaren, hoe boos je ook bent.
Adverteer een jaar exclusief op dit woord!
Nederlandstalige WikiWoordenboek
fatsoen - Zelfstandignaamwoord 1. goede manieren ♢ Probeer je fatsoen te bewaren, hoe boos je ook bent.
Nederlands woordenboek voor onderwijs
fatsoen - zelfstandig naamwoord uitspraak: fat-soen 1. manier waarop je je hoort te gedragen ♢ hij heeft geen fatsoen 1. ik kan met goed fatsoen nu niet weggaan [ik hoor te blijven] ...
Geschreven door Dr. E. Schröder, 1980
Evenals het Engelse fashion is ons woord fatsoen afgeleid van het Franse façon dat weer uit het Latijn stamt. In het Latijn is factio het maken, het handelen. De oudste betekenis van fatsoen is: model, vorm, gedaante, zowel van voorwerpen als van mensen. In Sara Burgerhart wordt een temerige kwezel: het ouwe fatsoen genoemd. En in de Camera...
Nederlandse encyclopedie
o. (-en), 1. vorm, model, m.n. van kledingstukken, snede; thans bijna alleen nog in de verbinding: iets uit of weer in zijn — brengen, in de vereiste vorm; 2. al wat gemanierd geacht wordt, hetzij meer in zedelijk, hetzij in formeel opzicht (de goede manieren in de ruimste zin), m.n. echter als iets conventioneels opgevat: de wetten van het...
Friesch woordenboek
s.n., fatsoen (it); (model), bigryp (it), bistek (it); voor zijn —, út fatsoen, foar 't fatsoen; hij kent geen —, der sit gjin fatsoen yn him.
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
o. (-en), 1. vorm, model, inz. van kledingstukken, snede: een jas van vreemd fatsoen; — thans bijna alleen nog in de verb. iets uit of weer in zijn fatsoen brengen, in de vereiste vorm; 2. maatschappelijke waardigheid, thans alleen nog in zijn fatsoen ophouden, zijn stand ophouden, geen armetierige indruk willen m...
Vreemde woorden, uitdrukkingen en afkortingen (1948)
o. 1 vorm, model; 2 beschaving, goede manieren.
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
o. fatsoenen, fatsoentje (Fr. façon: 1 vorm, model inz. van kledingstukken of sieraden; 2 goede manieren in de maatschappelijke omgang, soms ong.; 3 [goede] stand, eer, aanzien zelfstandig enigszins vero.): 1. een jasje v. e. oud of vergeten fatsoen; uw hoed is door die val geheel uit zijn fatsoen, vorm; 2. dit boerenmeisje weet nog weinig v...
Geschreven onder redactie van theoloog F.W. Grosheide, 1925-1931
Vermoedelijk gevormd naar het Fransche façon, (afgeleid van het Latijnsche factio, d. i. maaksel) dat in ’t algemeen wijze, manier, vorm, en voorts ook welvoeglijkheid, wijze van wèl te leven en zich te gedragen, beteekent.
Woorden en uitdrukkingen verklaard
vorm. manier; ook het geheel van vormen, manieren, waarnaar men zich in de samenleving over ’t algemeen richt; ook de eigenschap van zich daarnaar te richten; uit fr. façon, het lat. factio, acc. factionem, van het ww. facere, maken, doen, fra. faire.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
FATSOEN, o. (-en), vorm, snede het fatsoen van dien rok bevalt mij wel; het fatsoen van een schip, van een hoed; iets weer in zijn fatsoen brengen, in den vereischten vorm; — vorming, bewerking (inz. bij goud en zilver) hoeveel kost het fatsoen van die lepels ?; waardeeren buiten het fatsoen; voor oud en half fatsoen; — (fig.) behoorli...
Kiliaans Etymologicum Teutonicae Linguae
Factura, figuratio, forma, habitus, modus. gal. façon: ital. faccia. angl. fashion.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.