Wat is de betekenis van fat?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fat

fat - Zelfstandignaamwoord 1. (verouderd) modegek, iemand die buitensporige aandacht aan zijn uiterlijk besteedt "Ik, of een ander, mevrouw", hernam de jonge fat, zich op de lippen bijtende; "maar ik heb mijne overtuiging".'' Woordherkomst Frans: #Frans|fat > Latijns fatuus ...

2024-04-24
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

fat

iemand die overdreven zorg aan zijn uiterlijk besteedt; ijdel en pedant persoon; modegek. Deze van oorsprong Franse term dateert uit de zeventiende eeuw. Afgeleid van het Latijnse woord fatuus.Ik geloof, dat ik nog kans heb gezien om te zeggen, dat hij naar de maan kon loopen met zijn bevelen en dat ik dat fatje zijn gezicht tot pulp zou slaan. (He...

2024-04-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Fat

[Fr., van Lat. fatuus = dwaas; vgl. fateri = aan de dag leggen, van stam fa- = spreken, oorspr.: lichten (zie face)] dandy, modegek.

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Fat

modegek

2024-04-24
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Fat

een ijdel, zelfingenomen mens, die eropuit is meer indruk te maken door zijn uiterlijk en optreden dan door vaardigheden en prestatie.

2024-04-24
Yiddish Slang

Fred Kogos (1966)

Fat

1. Shmaltz (grease or oil compounds). 2. Fet (robust, plump).

2024-04-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

fat

modegek.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Fat

s., kwast, darkert, kwimpel.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Fat

I. kwasterig; II. kwast, kwibus, fat.