Wat is de betekenis van fantoom?

fantoom - Zelfstandignaamwoord 1. spook, droombeeld ♢ Hij zag in zijn dromen altijd het fantoom van zijn oma. 2. oefenpop gebruikt in geneeskundig onderwijs ♢ Een reanimatie oefenen de studenten eerst op het fantoom. Synoniemen [1] hersens...

Fantoom -kunstlichaamsdeel, model van het vrouwelijk bekken, gebruikt als oefenmateriaal door studenten in de verloskunde. Eng. mannikin; Fr. un écorché. Honderden gynaecologen hebben in de vrouwenkliniek de geheimen van de bevalling geleerd op het fantoom: een met zeemleer bekleed en van een ritssluiting voorzien vrouwenbekken. - Vrij Nederland 2...

[v. Fr. fantôme = spook, van Gr. phantasma, zie fantasmagorie] angstaanjagend droombeeld, geestverschijning, spook, hersenschim.

geestverschijning; angstaanjagend droombeeld; model van een lichaamsdeel als oefenmiddel (geneesk.)

1. drogbeeld, hersenschim, idee dat louter op fantasie berust; 2. in de geneeskunde een model van het menselijk lichaam of een deel ervan, waarop studenten zich oefenen.

schijn-ledemaat: na amputatie van een der ledematen heeft men het gevoel dat men dit nog heeft. Dit verschijnsel komt betrekkelijk vaak voor (10%); men constateert het bij sommige mensen die na amputatie van een hunner ledematen zeggen dit nog te voelen, en er zelfs pijn in hebben. Dit gevoel dat samenhangt met het beeld dat iedereen van zijn licha...

spook, skim.

o., spook, geest; schrikbeeld ; hersenschim; model, bij het onderwijs in de geneeskunde gebruikt.

1. visuele hallucinatie; 2. een pop of nagemaakt model van een deel van het menselijk lichaam waarmede geneeskundige of tandheelkundige studenten of leerling-verpleegsters oefenen.