Wat is de betekenis van falievouwer?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

falievouwer

(16e eeuw, vero.) (scheldw.) onbetrouwbaar persoon; huichelaar; pluimstrijker. Terug te vinden bij Tuinman, Harrebomée en De Cock, doorgaans in de betekenis van ‘vleier’. • t Is een falievouwer. Dat kan verbastert zyn van faalvouwer, die ymands faalen, of feilen, op eene pluimstrijkende wijze bedekt, verschoont, en...

2024-04-23
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

falievouwer

(verouderd) onbetrouwbaar persoon; huichelaar; pluimstrijker. Volkstaal van de zestiende eeuw. Terug te vinden bij Tuinman, De Beer & Laurillard, Harrebomée en De Cock, doorgaans in de betekenis van ‘vleier’.Mauriske van den chef was de eenige schooljongen die in de Witte zijn oogen nooit genade vond. ’t Was zoo &rs...

2024-04-23
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

falievouwer

Mooiprater, pluimstrijker. ’t Was... de grootste lifleffer van de meester, een falievouwer van eerste klas, en eigenlijk de domste uil die in de school zat, CLAES 1955, 33. Als die falievouwer van het enregistrement in de herberg was zou ze ekspres heure arm op zijn schouder geleid hebben om mij te judassen, CLAES 1960, 9.

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Falievouwer

FALIEVOUWER, m. (-s), vleier; zeurkous; kwezelaar. FALIEVOUWERIJ, v. (-en).

Gerelateerde zoekopdrachten