Wat is de betekenis van Exitus?

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Exitus

afloop

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Exitus

uitgang, einde,

2024-04-25
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Exitus

Lat. voor uitgang; wordt meestal gebruikt in de betekenis van exitus letalis, het overlijden (zie dood).

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Exitus

-exi'tus ac'ta probat' (Lat.), de uitslag kenmerkt het werk (Ovid., Eer. 2, 85); — exi'tus in' dubio est', de uitslag is twijfelachtig (Ovid., Fast. 1, 781).

2024-04-25
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Exĭtŭs

ūs, m. 1. eig., het uitgaan, uitgang, afvaart; meton., uitgang (als plaats). 2. overdr., uitweg, uitkomst; uitgangspunt, vand. = aanleiding; einde, doel. | in ’t bijz., afloop, ontknoping (van een toneelstuk), praegn., levenseinde. | besluit, slotwoord. | afloop = uitslag, resultaat, lot.

2024-04-25
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

exitus

exitus, uitgang, afloop.

2024-04-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

exitus

(Lat.) m. uitgang, einde; ~ letalis, dodelijke afloop.

2024-04-25
Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Exitus

(Lat., uitgang, afloop), de dood. E. letalis (letum, dood), doodelijke afloop. E. pelvis, bekken, uitgang, benedenste opening van het bekken.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Éxitus

(Lat., uitgang, afloop), de dood. E. letalis (letum, dood), dodelijke afloop. E. pelvis, bekkenuitgang, benedenste opening van het bekken.