Wat is de betekenis van etalage?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

etalage

1) (1988) (homotaal) strakke broek waarin het geslachtsdeel goed zichtbaar is. • (Arendo Joustra: Homo-erotisch woordenboek. 1988) • Had hij wat tegen laarzen? Zulke droeg toch iedereen? En die rijbroek... ach, wat wist zo’n slet van kwaliteit? Zijn etalage had niks te verbergen. (Adriaan van Dis: Dubbelliefde: geschiede...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

etalage

etalage - Zelfstandignaamwoord 1. (bouwkunde) een met glazen ramen uitgevoerde ruimte aan de straatkant van een winkel waarin koopwaren uitgestald worden Hij is bezig de etalage opnieuw in te richten voor de kerst. 2. (wikitaal) een selectie van artikelen die gebruikers van Wikipedia bijzo...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

etalage

etalage - zelfstandig naamwoord uitspraak: e-ta-laas-je 1. ruimte achter winkelraam waar artikelen getoond worden ♢ ze had het jack in de etalage gezien Zelfstandig naamwoord: e-ta-laas-je de etalage ...

2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Etalage

uitstalkast; uitstalling

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Etalage

uitstalling, het pronken

2024-04-25
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Étalage

uitstalling; etalage; stalletje; tentoonspreiding, opschik; ijdel vertoon; faire étalage de, pronken (pralen) met, luchten.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Etalage

(<Fr.), v. (-s), 1. het etaleren. 2. het geëtaleerde, uitstalling. 3. uitstalkast.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Étalage

(Fr.), uitstalling, vnl. van winkelgoederen.