epidemisch
epidemisch - Bijvoeglijk naamwoord 1. van de aard van een epidemie Woordherkomst afgeleid van epidemie met het achtervoegsel -isch
Wiktionary (2019)
epidemisch - Bijvoeglijk naamwoord 1. van de aard van een epidemie Woordherkomst afgeleid van epidemie met het achtervoegsel -isch
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
de aard van een epidemie hebbend, als een epidemie; (oneig.) zich verspreidend als een epidemie.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw., van den aard ener epidemie: een epidemische ziekte; — als een epidemie: die ziekte heerst hier epidemisch; — (oneig.) zich als een epidemie verspreidend.
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (1 besmettelijk heersend; 2 als een, in de vorm van een epidemie): 1. een epidemische ziekte; 2. het revolutie-maken is epidemisch, algemeen; de ziekte heerst epidemisch.
Jozef Verschueren (1930)
1. in, van de vorm van een epidemie: een -e ziekte; de cholera heerst er -. 2. algemeen: opstand is er -.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: