Wat is de betekenis van enkelvoudig?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

enkelvoudig

enkelvoudig - Bijvoeglijk naamwoord 1. Slechts uit één mens, dier of ding bestaand. Bij een enkelvoudige breuk is er maar één breukvlak Woordherkomst afgeleid van enkel met het achtervoegsel -voudig afgeleid van enkelvoud met het achtervoegsel -ig Verwante begrippen eenvou...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

enkelvoudig

enkelvoudig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: en-kel-vou-dig 1. wat maar uit één deel bestaat ♢ er is hier sprake van een enkelvoudige oorzaak 1. een enkelvoudige moord [op één persoon]...

2024-04-25
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Enkelvoudig

(Sim’plex) werd oorspronkelijk het → officie van den dag (feriaal-officie) genoemd, omdat men op zoo’n dag maar één officie te bidden had, in tegenstelling met het → dubbele en → halfdubbele officie, dat uit het officie van den dag en dat van een heilige bestond, geheel of gedeeltelijk. Van deze beteekenis...

2024-04-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Enkelvoudig

is het loofblad, dat uit slechts één, al of niet gesteelde bladschijf bestaat, zoals bij berk, kers, enz.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Enkelvoudig

adj., inkelfâld(ich).

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Enkelvoudig

bn., slechts uit één (deel, vorm, factor enz.) of één stel of reeks bestaand, niet meervoudig, niet dubbel: een enkelvoudige oorzaak; — (taalk.) wat in het enkelvoud staat; niet samengesteld: enkelvoudige tijden; een enkelvoudige zin; — (nat.) enkelvoudige lichamen, elementen; &mda...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

enkelvoudig

bn. (niet dubbel, meervoudig of samengesteld): een enkelvoudig woord, een enkelvoudige zin.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

enkelvoudig

bn. en bw. 1. niet samengesteld: een blad; een -e zin, grootheid. 2. uit een enkel stel bestaand: een spoorvak. Tgst. ➝ meervoudig.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Enkelvoudig

Adjectief: enkelvoudig, eenvoudig, effen, homogeen, een, enkel, eenarmig, eenaderig. Naamwoord: enkelvoudigheid, eenvoudigheid, eenvoud, effenheid, homogeniteit. Causatief: vereenvoudigen. vereenvoudiging.