enig
(1913) (jeugd, vero.) erg goed, leuk, grappig enz. • (Eenige) kerel, vent, man: vriendschappelijke benaming onderling. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel I. De sociologische structuur der Nederlandsche taal. 1913) • Wel verdraaid, dat was eenig! Hij op 'n fuif van A.F.C. met alle lui van het eerste, he...