Wat is de betekenis van Els?

2024-04-25
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Els

Als vrouwelijke naam is het een verkorting van Elisabeth, als mannelijke naam is de naam terug te voeren op Ale (vergelijk ook Elle en Else).

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Els

Els - Eigennaam 1. (vrouwelijke naam) meisjesnaam

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

els

els - zelfstandig naamwoord 1. boom uit de familie van de berken ♢ wij hebben een mooie els in de tuin Zelfstandig naamwoord: els de els de elzen

2024-04-25
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

els

(zn) alsem LC.

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

els

els - Genus dat uit circa 20 soorten sierheesters en bomen bestaat. Het verspreidingsgebied beperkt zich hoofdzakelijk tot gematigde streken in het noordelijk halfrond, maar komen in het zuidelijk halfrond voor in de gehele Andes tot circa de 20ste breedtegraad. Alleen op het Amerikaanse continent worden leden van deze familie langs gebergten tot o...

2024-04-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Els

1. boomsoort die behoort tot de berkachtigen. De lange meeldraadkatjes en de korte stamperkatjes zijn reeds in de herfst bijna volledig ontwikkeld. Na de bestuiving worden de stamperkatjes geleidelijk aan houtig en vormen op dennekegels gelijkende vruchtwijzen. Van belang zijn bij ons twee soorten: 1) de zwarte els, die op vochtige plaatsen, b.v. i...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

els

skerp werktuig waarmee klein gaatjies in hout, leer, ens. gemaak word; soort boom.

2024-04-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Els

Alnus, is een nootvruchtachtige katjesdrager met verspreide bladstand. Een uitstekende bodemverplegende hulphoutsoort. De zwarte e. voor de betere gronden, de witte voor de drogere.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Els

1. s.; (priem), els. 2. s.; (boom), els, elze(n)beam; zwarte —, els; grijze —, skiere els; vruchten van de —, soldate-, joadeprûmkes, akkertsjes, kûgels.