Elkander
in gesproken taal Elkaar, Mekaar, veroud en gew. Malkander, wederk. vn., 1. zonder vz., om uit te drukken dat van twree of meer personen ieder op gelijke wijze tegenover de andere handelt, de een de ander, wederkerig : in de trein groeten de mensen elkander niet; in elkanders gezelschap; men vliegt elkander in het haar. 2. met voorzetsels...