Elf en dertigst (Op zijn)
langzaam, omslachtig, op zijn gemak; ontleend aan de weverij, eigenlijk: geweven met een kam, waardoor 11 en 30, of 41, gangen elk van 100 draden gaan, dus zeer fijn. Loquela 12, 27: „Een webbe die geweven wordt aan eene keten die geschoren is op elvendertig draden, „door eene elvendertig,” is zeer nauwe” (verg. ook ald. 43...