eigenste
eigenste - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de overtreffende trap van eigen
Wiktionary (2019)
eigenste - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de overtreffende trap van eigen
Walter De Clerck (1981)
De superl. van eigen; thans vooral in de spreekt, steeds in verb. met een bep. lidw. of aanw. vnw.: zelfde. Later vernamen we dat onder het gejuich: „Hannover! Hannover!” het handgemeen was begonnen. Ik besefte dat op dit eigenste moment het afschuwelijkste gebeurde en, al kon ik er niets van zien, toch keerde ik mij ontdaan van...
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn., (in volkstaal de ov. tr. van eigen) het eigenste, dezelfde: dat is de eigenste man; (gew.) op de eigenste dag, op de dag zelf.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: