Wat is de betekenis van eigenlijk?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eigenlijk

eigenlijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. oorspronkelijk. De eigenlijke bedoeling was om de kamer te versieren, maar er was geen tijd meer. 2. echt, waar. Wat is nu je eigenlijke bedoeling, want dat begrijp ik nog steeds niet goed. ...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eigenlijk

eigenlijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ei-gen-lijk 1. wat echt zo is ♢ de eigenlijke oorzaak van de ramp is die kapotte motor 2. in de grond van de zaak, in werkelijkheid ♢ ze doet wel boo...

2024-04-25
Filosofisch woordenboek

Paul Frentrop (2001)

Eigenlijk

‘Eigenlijk zou ik het moeten doen’ betekent: ik weet wel dat ik het moet doen, maar ik doe het toch niet. Eigenlijk is een moreel woordje. Zondebewust. ‘Helaas’ is ook een moreel woordje, maar dan omgekeerd. Helaas betekent: ik weet wel dat ik het niet moet doen, maar ik doe het toch. Met helaas geef je toe dat je de mores b...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eigenlijk

adv., eigentlik(en), einlik(en) eins, wezentlik(en), winlik(en), winliks, feitlik(en), feitliks, fan rjochten.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eigenlijk

bn. en bw., I. bn., waar, echt, de naam verdienend van, volgens het wezen der zaak, in engere zin: hij heeft geen eigenlijk beroep, geen bezigheid die beroep kan heten ; hij schildert ook wel, maar zijn eigenlijk beroep is timmerman; dit zijn afschriften, de eigenlijke stukken liggen in het archief, de ware, echte ; — de eige...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Eigenlijk

I. bn. (alle eigenschappen bezittend van; geheel aan zijn naam beantwoordend; volgens het wezen der zaak; in engere zin): een eigenlijke geestigheid was het niet; de eigenlijke betekenis van een woord, werkelijke; de eigenlijke dader;

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eigenlijk

('eigənlək) I. bn. 1. geheel aan zijn naam beantwoordend: zonder -e geestigheid. 2. werkelijk : de -e dader. 3. letterlijk : de -e betekenis van een woord. Tgst. figuurlijk. II. bw. 1. als men het goed nagaat : was het toch te dwaas. 2. naar waarheid: gezegd. 3. in volle zin : vrolijke onderwerpen.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eigenlijk

I. bn., waar, echt, de naam verdienend van, volgens het wezen der zaak, in engere zin: hij heeft geen beroep, geen bezigheid die beroep kan heten; hij schildert ook wel, maar zijn eigenlijk beroep is timmerman; dit zijn afschriften, de eigenlijke stukken liggen in het archief, de ware, echte; de eigenlijke reden; de eigenlijke koper, voor wie het i...