eigen
eigen - Bijvoeglijk naamwoord 1. op zichzelf betrekking hebbend, van jezelf ♢ Eigen huis. ♢ Vakantie in eigen land. 2. typisch (voor) ♢ Experimenteren is eigen aan de leeftijd. ♢ ...
Wiktionary (2019)
eigen - Bijvoeglijk naamwoord 1. op zichzelf betrekking hebbend, van jezelf ♢ Eigen huis. ♢ Vakantie in eigen land. 2. typisch (voor) ♢ Experimenteren is eigen aan de leeftijd. ♢ ...
Muiswerk Educatief (2017)
eigen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ei-gen 1. van jezelf ♢ dat zijn mijn eigen zaken 1. je een vreemde taal eigen maken [een vreemde taal leren] 2. eigen baas...
Peter Bakema (2003)
(zn.) - ik werk voor mijn eigen, ik werk voor mezelf. - hij werkt voor zijn eigen, hij is zelfstandige. - op zijn eigen zijn, eenzaam, alleen (willen) zijn.
Marc de Coster (1998)
1 de- broek op kunnen houden,geheel onafhankelijk van anderen zijn; zichzelf kunnen beredderen. Een erg recente en wat modieuze uitdr. Maar ook dit soort organisaties moet leren de eigen broek op te houden. (Vrij Nederland, 16/03/91) Het meerjarenplan van de NOS, in de wandelgangen het plan-De Jong, gaat ervan uit dat de omroepen ‘de eigen broek op...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: