Wat is de betekenis van eerloosheid?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eerloosheid

eerloosheid - Zelfstandignaamwoord 1. het eerloos zijn De eerloosheid van de tegenstander was een reden om door te vechten. Woordherkomst afgeleid van eerloos met het achtervoegsel -heid

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eerloosheid

v., 1. het eerloos-zijn; 2. laagheid ; schanddaad.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eerloosheid

v. (laagheid).

2024-04-20
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Eerloosheid

(niet in Ned. toegepaste) bijkomende straf, waardoor een veroordeelde tevens tijdelijk of voorgoed zijn burgerlijke rechten verliest.

2024-04-20
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Eerloosheid

➝ Infamia.

2024-04-20
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eerloosheid

Eerloosheid - Sommige strafwetten verbinden aan bepaalde straffen een onteerend karakter of kennen straffen, die in het bijzonder iemand in zijn eergevoel krenken (openlijke tentoonstelling, kaakstraf). Zoo de Code Pénal. Met een en ander is in het algemeen hier te lande in 1854 gebroken. Ons strafwetboek kent wel als straf de ontzetting uit bepaal...

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eerloosheid

v., 1. het eerloos zijn; 2. laagheid.