eerbaar
eerbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. wat eer heeft ♢ Welk kostuum had hij dan wel aanvaardbaar gevonden? ‘De roetveegpiet was wel maatschappelijk aanvaard geweest’, besluit Van Bellingen. ‘Het is een eerbaar compromis in deze fase van de discussie waar wij ons in kunnen vinden. We willen graag nog verder...