Wat is de betekenis van eenzijdig?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eenzijdig

eenzijdig - Bijvoeglijk naamwoord 1. met of aan één kant, belang, partij etc; waarbij geen andere(n) betrokken zijn, of buiten beschouwing blijven Het papier is eenzijdig bedrukt. Het is een nogal eenzijdig contract, de opsteller dacht alleen aan zijn eig...

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eenzijdig

eenzijdig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: een-zij-dig 1. wie één persoon of één groep voortrekt ♢ dat is een eenzijdig verslag van de gebeurtenissen 2. aan één kant ♢ dit papier is eenzijdig...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eenzijdig

adj. & adv., iensidich, oersidich.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eenzijdig

bn. bw. (-er, -st), 1. één zijde hebbende; (rechtst.) eenzijdige overeenkomst, overeenkomst die slechts aan een der partijen een verbintenis oplegt (b.v. verbruiklening), tegenover tweezijdige of wederkerige overeenkomst, waaruit voor beide partijen verbintenissen ontstaan; — bw., van of aan éé...

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eenzijdig

bn., bw. (fig. een zaak niet van alle zijden beziende; niet objectief; partijdig; naar één zijde ontwikkeld): het lichaam eenzijdig belasten; een eenzijdig man; een eenzijdig oordeel; eenzijdig te werk gaan.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eenzijdig

I. ('e:n) bw. aan één zijde : een kataloog bedrukt. II. (‘zijdəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. een zijde aanhangend, partijdig : -e berichten. 2. in één richting : ontwikkeld. Tgst. alzijdig. 3. alleen met enkele punten rekening houdend : een oordeel. Syn. → bekrompen.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eenzijdig

bn. en bw. (-er, -st) 1. bn., één zijde hebbende; (rechtsterm) eenzijdige overeenkomst, overeenkomst die slechts aan een van de partijen een verbintenis oplegt (b.v. verbruiklening), tegenover tweezijdige of wederkerige overeenkomst, waaruit voor beide partijen verbintenissen ontstaan; bw., van of aan één zijde: eenzijdi...

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eenzijdig

EENZIJDIG,, bn. bw. (-er, -st), ééne zijde hebbende; — (fig.) partijdig, niet onbevooroordeeld een eenzijdig oordeel; — bekrompen, niet alzijdig: eene eenzijdige ontwikkeling; — (gew.) een eenzijdig ei, dat lang op ééne zijde heeft gelegen en daardoor minder goed is. EENZIJDIGHEID, v.