Wat is de betekenis van Eengezinswoning?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

eengezinswoning

huis voor een gezin. woonhuis met bescheiden omvang, geschikt voor bewoning door een persoon, al dan niet met een gezin. Voorbeelden: Nederlanders wonen bij voorkeur in een eengezinswoning, het liefst met een puntdak, en met de auto naast de deur. NRC, 1995 Er is geen enkele beperking voor het plaatsen van een domotica-instal...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eengezinswoning

eengezinswoning - Zelfstandignaamwoord 1. een huis dat geschikt is om met één gezin in te wonen De meeste woningen in Nederland zijn eengezinswoningen. Het gezin met 10 kinderen had twee eengezinswoningen nodig om in te wonen. Woordherkomst...

2024-04-25
CBS begrippenlijst

CBS (2018)

Eengezinswoning

Elke woning die tevens een geheel pand vormt. Hieronder vallen vrijstaande woningen, aaneen gebouwde woningen, zoals twee onder één kap gebouwde hele huizen, boerderijen met woningen en voorts alle rijenhuizen.

2024-04-25
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

eengezinswoning

eengezinswoning - Woonhuizen bedoeld voor één gezin.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Eengezinswoning

v. (-en), huis dat voor bewoning door één gezin bestemd is.

2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie supplement

Oosthoek (1972)

Eengezinswoning

v. (-en), huis dat voor bewoning door één gezin bestemd is.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eengezinswoning

v. (-en), woning voor één gezin bestemd.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eengezinswoning

v. eengezinswoningen (woning, waarin maar één gezin kan en mag wonen): de bouwvereniging bouwde 30 eengezinswoningen.