Wat is de betekenis van Eendrachtig?

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eendrachtig

eendrachtig - Bijvoeglijk naamwoord 1. samen met één doel en zonder ruzie Eendrachtig werkten alle mensen samen om de dijk te dichten na de dijkdoorbraak. Woordherkomst afleiding van eendracht met het achtervoegsel -ig

2024-03-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Eendrachtig

adj. & adv., iendrachtich -riedich, -moedich, goedergemiens.

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eendrachtig

bn. bw. (-er, -st), eensgezind, zonder geschillen samenwerkend of -levend, of aldus plaats hebbend, in harmonie.

2024-03-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

eendrachtig

bn., bw. (eensgezind; zonder geschillen samenwerkend of samenlevend; blijken gevende van, strevende naar eendracht): eendrachtige samenwerking; eendrachtig handelen.

2024-03-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

eendrachtig

(e:n'drachtəch) bn. en bw. (-er, —st) eensgezind naar hetzelfde doel strevend : -e samenwerking; handelen. Syn. eenparig, eens, eensgezind, eenstemmig.

2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eendrachtig

bn. enbw. (-er, -st), eensgezind, zonder geschillen samenwerkend of -levend, of aldus plaatshebbend; in harmonie.

2024-03-29
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Eendrachtig

EENDRACHTIG, bn. bw. (-er, -st), eensgezind, vreedzaam. EENDRACHTIGHEID, v. EENDRACHTIGLIJK, bw. (w. g.).