een lot uit de loterij
(19e eeuw) (cliché) precies wat men nodig heeft (de juiste persoon, of het juiste ding). • Dat is een lot uit de loterij. (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862) • Zó'n mooi meisje, dat zó goed reed — dat was een lot uit de loterij. (Carel Donck: Winterliefde. 2011) •...