een jas uitdoen
(1993) (wielr.) een extra inspanning leveren. Soms versterkt tot ‘beste jas uitdoen’. • `Ik denk niet dat hij als Tourrenner moet wanhopen,' vond Kuiper, `net als in de eerste Alpenrit had hij vandaag de pech alléén te komen zitten, en dan doe je een jasje extra uit.' (NRC Handelsblad, 16/07/1993) • Ducrot kwam...