Wat is de betekenis van dweepziek?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dweepziek

dweepziek - Bijvoeglijk naamwoord 1. van een persoon dat hij of zij iemand of iets op een ziekelijke, overdreven manier vereert en bewondert Manson en zijn ‘Family’ van dweepzieke, gedrogeerde tieners die dachten dat hij Jezus was, horen bij de iconografie van de jaren zestig. De moorden die de groep...

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dweepziek

bn. bw. (-er, -st), in hoge mate tot dwepen geneigd; vol overspannen denkbeelden: een dweepziek jongmens; dweepzieke denkbeelden, van dweepzucht getuigende.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dweepziek

bn., bw. (sterk geneigd tot dwepen; fanatiek): dweepzieke denkbeelden.

2024-04-20
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dweepziek

bn. en bw. (-er, -st) 1. zeer tot dwepen geneigd ; een -e jongen. 2. overdreven ingenomen met iets : een -e voorliefde voor de muziek. 3. overdreven : -e denkbeelden.

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dweepziek

bn. en bw. (-er, -st), in hoge mate tot dwepen geneigd, fanatiek; vol overspannen denkbeelden: een dweepziek jongmens; dweepzieke denkbeelden.

2024-04-20
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Dweepziek

DWEEPZIEK, bn. bw. (-er, -st), in hooge mate tot dwepen geneigd; overdreven ingenomen met iets een dweepziek jongmensch; — dweepzieke denkbeelden, van dweepzucht getuigende.