duvelen
duvelen - Werkwoord 1. (intr) (informeel) last veroorzaken 2. (intr) (informeel) plotseling vallen ♢ Hij viel in slaap op de bank en duvelde daarna op de grond Woordherkomst afgeleid van duvel met het achtervoegsel -en
Wiktionary (2019)
duvelen - Werkwoord 1. (intr) (informeel) last veroorzaken 2. (intr) (informeel) plotseling vallen ♢ Hij viel in slaap op de bank en duvelde daarna op de grond Woordherkomst afgeleid van duvel met het achtervoegsel -en
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(duvelde, heeft geduveld), (steeds met een plaatsbepaling), 1. met geweld gooien: iemand het huis uit duvelen; 2. met geweld en lawaai vallen: van de trap duvelen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: