Dutch (taal)
1 Het Nederlands, in de zin van de taal die men in Nederland spreekt. 2 Voorheen ook het Duits. 3 Nederlands of Hollands, gebruikt als bijvoeglijk naamwoord of in samengestelde woorden 4 Verouderd voor Duits, hoewel in het Amerikaanse taalgebruik hier en daar nog steeds hardnekkig een synoniem voor German.