drossaard
drossaard - Zelfstandignaamwoord 1. (geschiedenis) (juridisch) (beroep) drost
M. J. Koenen's (1937)
m. -en (oorspr. hofbeambte, met de zorg der tafel belast, hofmeester; later: ambtenaar met verschillende functies belast o. a. de rechtspraak: officier van justitie, baljuw in de dagen der republiek): de — van Muiden, P. C. Hooft (1581-1647); -in, V. drossaardinnen (vrouw v. e. drost).
Jozef Verschueren (1930)
m. (-s) [dros (wsch. ~ dragen) schare + saard (vgl. nazaat) ~ zitten] Eert. ambtenaar die bij het gevolg zit, hoge ambtenaar, nl. 1. hofmeester, hofmaarschalk. 2. stadhouder o. a. met de justitie belast.
Dr. C.H. PH. Meijer (1919)
drost; mnl. drossate, hgd. Truchsess; de bet. is eerst hofmeester, dan hofmaarschalk, dan ook opzichter over de beambten, doch ook al vroeg stadhouder en baljuw. In het tweede deel ligt het ww. zetten, omtrent het eerste is geen zekerheid; dracht kan zijn menigte, krijgsschaar en zou ook kunnen zijn van een ww. dragen en dan het opgedragene beduide...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: