Wat is de betekenis van Droge?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

droge

droge - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van droog droge - Werkwoord 1. aanvoegende wijs van drogen

2024-04-25
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Droge

In het gebied rond Den Bosch wordt een biertje in de kroeg een natte genoemd. Een glaasje jenever wordt daar wel met het tegenovergestelde aangeduid, dus droge. In Groningen zei men aan het begin van deze eeuw hij heeft een droge zweer in zijn nek voor 'hij heeft trek in een borrel'.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Droge

I. (Zuidn.) Droog. II. m. en v. (-n), iem. die droog is in fig. bet., droogstoppel; — (Zuidn.) tegenstander van alcoholgebruik.

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

droge

1. o. (droge plek; zandbank, oever, kant): het schip zit op het —, b.v. op een bank; en God noemde het — aarde, Gen. 1 : 10; op het — zitten, fig. in verlegenheid zijn, niet weten, wat te beginnen; zijn schaapjes op het — hebben, binnen zijn, genoeg verdiend hebben om van zijn rente te kunnen leven; Z.-N. in het — zitt...

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

droge

1. m. en v. (-n) tegenstandster van alkoholgebruik. Tgst. natte. 2. o. ➝ droog.

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Droge

DROGE, o. droge plek of plaats; — op het droge zitten of verzeild zijn, op eene zandbank zitten; (fig.) in een toestand gekomen zijn, waar men zich niet meer uit kan redden (vooral scherts.); — ‘t is een visch op het droge, hij weet niet wat te beginnen; — zijne schaapjes op het droge hebben, genoeg geld verdiend hebben om...

2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)