droge
droge - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van droog droge - Werkwoord 1. aanvoegende wijs van drogen
Wiktionary (2019)
droge - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van droog droge - Werkwoord 1. aanvoegende wijs van drogen
Ewoud Sanders (2019)
In het gebied rond Den Bosch wordt een biertje in de kroeg een natte genoemd. Een glaasje jenever wordt daar wel met het tegenovergestelde aangeduid, dus droge. In Groningen zei men aan het begin van deze eeuw hij heeft een droge zweer in zijn nek voor 'hij heeft trek in een borrel'.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. (Zuidn.) Droog. II. m. en v. (-n), iem. die droog is in fig. bet., droogstoppel; — (Zuidn.) tegenstander van alcoholgebruik.
M. J. Koenen's (1937)
1. o. (droge plek; zandbank, oever, kant): het schip zit op het —, b.v. op een bank; en God noemde het — aarde, Gen. 1 : 10; op het — zitten, fig. in verlegenheid zijn, niet weten, wat te beginnen; zijn schaapjes op het — hebben, binnen zijn, genoeg verdiend hebben om van zijn rente te kunnen leven; Z.-N. in het — zitt...
J.H. van Dale (1898)
DROGE, o. droge plek of plaats; — op het droge zitten of verzeild zijn, op eene zandbank zitten; (fig.) in een toestand gekomen zijn, waar men zich niet meer uit kan redden (vooral scherts.); — ‘t is een visch op het droge, hij weet niet wat te beginnen; — zijne schaapjes op het droge hebben, genoeg geld verdiend hebben om...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: