Wat is de betekenis van droevig?

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

droevig

droevig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: droe-vig 1. verdriet hebben of laten blijken ♢ ik was erg droevig bij de begrafenis Algemene uitdrukkingen: 1. het is droevig gesteld met iets [he...

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Droevig

adj. & adv., dröf, drövich, earmhertich, bidrukt, tryst, brienich.

2024-04-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Droevig

bn. bw. (-er, -st), 1. bedrukt door leed, mistroostig en verdrietig gestemd ; 2. van droefheid getuigend: een droevige blik, een droevig afscheid; 3. tot droefheid stemmend : droevige voorvallen, berichten, omstandigheden, geluiden, tijden ; — het is droevig gesteld met —, is er slecht aan toe ; 4. in verzwakte opvatting : beklagensw...

2024-04-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

droevig

I. bn. (1 treurig, bedroefd, neerslachtig; droefheid uitdrukkende; 2 droefheid, medelijden opwekkend; beklagenswaardig): 1. zij is zeer —; een — gelaat; 2. een — einde; II. bw. (met droefheid; op droeve wijze): —gestemd.

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

droevig

bn. en bw. (-er, -st) 1. mistroostig: gestemd zijn; stil. 2. van droefheid getuigend: een afscheid. 3. tot droefheid stemmend: een drama. 4. beklagenswaardig: een -e toestand; het is gesteld met hem. Syn. ➝ bedroefd.

2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Droevig

bn. enbw. (-er, -st), 1. bedrukt, doorleed mistroostig en verdrietig gestemd; 2. van droefheid getuigend: een droevige blik, een droevig afscheid; de ridder van de droevige figuur, Don Quichot; (bij uitbreiding voor) armzalig, triest personage; 3. tot droefheid stemmend: droevige voorvallen, berichten, omstandigheden, geluiden, tijden; het is ges...

2024-04-16
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Droevig

DROEVIG, bn. bw. (-er, -st), droef (dat meer dichterlijk is), zie aldaar; — beklagenswaardig, gering: de poging heeft een droevig resultaat opgeleverd; wat een droevig klein getal leden heeft zich aangemeld; — hij heeft het er droevig afgebracht, zeer slecht. DROEVIGHEID, v.