drammen
(14e eeuw) (inf.) zeuren; zaniken; dreinen. Oorspronkelijk van kinderen gezegd, die maar blijven herhalen tot ze hun zin krijgen. Variant van het gewestelijke 'dremmen'. Een versterking is 'doordrammen'. • Hij weet van geen naar huis gaan en als hij is opgestaan tot vertrek, staat hij minstens een kwartier aan de...