Wat is de betekenis van Dragen?

dragen - Werkwoord 1. (ov) al van de vloer houdend vervoeren ♢ Hij droeg de slapende baby naar zijn bedje. 2. (ov) een kledingstuk of sieraad aanhebben ♢ Zij droeg een prachtige lichtblauwe jurk en een halsketting met diamanten.

dragen - onregelmatig werkwoord uitspraak: dra-gen 1. zo meenemen dat het de grond niet raakt ♢ ik draag die doos wel voor je 2. het aan je lichaam hebben ♢ Jan draagt wel eens een jurk...

- iets naar iemand dragen, iets naar iemand brengen. - zo ver het oog kan dragen, zo ver als men kan zien.

Het dragen van een overledene was in vroeger tijden een voorrecht, een eer, welke te beurt viel aan de zonen en/ of schoonzonen. Men was de mening toegedaan dat de dode slechts door zijn eigen bloedverwanten vereerd wilde worden. Was het aantal bloedverwanten niet groot genoeg, dan mochten andere, naaste familieleden de doodsbaar dragen. Had de ove...

1. (Iets) (met een bep. doel) brengen; (aan huis) bezorgen, bestellen; - ook: (mee)nemen, bij zich hebben: al zijn geld op zak, op zich dragen. Hij heeft dat ding in de bossen gevonden. De Burchtvrouw zal het daar verloren hebben. Nu moet Annelies het terug dragen, TEIRLINCK 1952, 1, 119. Je kunt moeilijk nog in maart een kistje sigaren dra...

dragen - 1°. Zwanger zijn van -. De buurvrouwen strompelden met één kind aan de hand. en nog een ander op de arm. (Sommigen van haar droegen ook nog een derde, doch dat was onzichtbaar) ... naar het huis van de bruid, De Lachebek N° 11, blz. I [1781].dragen links [rechts] 2°. De penis links of rechts in de broek dragen.

(droeg, heeft gedragen), (ook:) aantrekken (kleren), opzetten (hoed e.d.). Ze waren warm geworden van het werken in de stal en ook een beetje moe. Ze namen een lekker fris bad en droegen een schone bloes (Maynard a: 17). Ook: Geef dat kind een glas melk voor me, maar draag eerst haar bavetje voor d'r. Hier: slabbetje voordoen. - Etym.: Vgl. S...

1. (veet.) D. betekent drachtig zijn. 2. (fruitteelt) D. van vruchtbomen wil niets anders beduiden dan het zullen vóórtbrengen van vruchten. De dracht van vruchtbomen wil dus zeggen, de hoeveelheid vruchten die aan de bomen hangt.

v., drage, droech, droegen; met moeite, heimelijk —, toaije, tôgje; (verdragen), duldzje; als kleding —, om en oan hawwe; iets moedig —, earne moedich ûnder op gean; door — beter worden, bidrage.