Wat is de betekenis van Dot?

(zelfstandig naamwoord) stip, punt

1) (1906) (Barg.) grote hoeveelheid. • Daar steunt een dot poen: zit een hoop geld. (Köster Henke: De Boeventaal. 1906) • Ik krijg nou 'n heele dot poen van je... (Israël Querido, De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1924) • We magge me opoe ook wel is traktere op een jouker snoekie en kenne dan meteen prob...

Zie Dorothea

dot - Zelfstandignaamwoord 1. een pluk vezelig, wollig of donzig materiaal ♢ "Mag ik die dot wol eens zien?". 2. (meestal verkleinwoord) iets kleins en liefs ♢ Wat een dotje! Synoniemen pluk [2] snoes, snoezepoes

Dot - een pracht van een doelkans. Maar nadat Vonk kort voor rust een dot van een kans had laten liggen, zou het na de hervatting allemaal nog veel erger worden voor de ploeg uit Schiedam. - de Volkskrant 20.4.1991 ​

dot - zelfstandig naamwoord 1. kleine, samenhangende hoeveelheid pluizige stof ♢ er lag een dot haar in het afvoerputje 2. een grote hoeveelheid ♢ hij gaf een dot gas en spoot weg ...

(zn) knot, haarwrong WB.

(punt) Punt-teken, dat in een Internet-domeinnaam de scheiding tussen hoofd- en subdomeinen aangeeft. Bijvoorbeeld: afdeling.bedrijf.nl geeft aan dat er op Internet een domein nl (Nederland) is, waarin een computernetwerk met de naam bedrijf is, en daarbinnen zit weer een subnetwerk of een computer genaamd afdeling. Zie ook: dotted octet notation,...

1. een - lood,Bargoens voor ‘een hoop geld’. Syn. een tiet poen. 2. op de- gaan; iemand op de - nemen,slang voor ‘copuleren’. Eigenaardig genoeg niet opgenomen door Endt en Frerichs, noch door Hees- termans et al., noch door Zuidinga 1990. Wel vermeld door Oudenaarden 1986, en eveneens terug te vinden in de Haagse lijst van Van Gaaien en Van den M...