dosis
(zelfstandig naamwoord) [alg.] zie: geen Engels, rechtstreeks uit het Latijn
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
Wiktionary (2019)
dosis - Zelfstandignaamwoord 1. (medisch) hoeveelheid van een geneesmiddel die je per keer moet innemen ♢ Omdat het medicament onvoldoende werkte verdubbelde de arts de dosis. Woordherkomst van het Latijnse woord Verwante begrippen doseren
Muiswerk Educatief (2017)
dosis - zelfstandig naamwoord uitspraak: do-sis 1. hoeveelheid die je in één keer moet gebruiken ♢ de dosis van dit medicijn is: drie maal per dag innemen 1. een flinke dosis [veel] ...
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Gr. = gave, van didonai = geven] hoeveelheid, spec. van artsenij die in één keer mag worden toegediend; ook fig., bijv.: een grote dosis zelfvertrouwen, een aanzienlijke geduld.
Ilse Dorren (1987)
De grote vraag in de homeopathie en fytotherapie is altijd: hoeveel? Over het algemeen is dat ondubbelzinnig duidelijk aangegeven op verpakkingen, bijsluiters of in beschikbare vademecums. Als grove richtlijn geldt dat u per keer vijf tot twintig druppels in moet nemen. Dat kan in een beetje schoon water of-als u het niet al te scherp vindt smaken-...
Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)
de per keer te nemen hoeveelheid van een geneesmiddel; de minimale dosis is de kleinste hoeveelheid die werkzaam kan zijn; de maximale dosis is de grootste hoeveelheid welke (per keer of per etmaal opgegeven) meestal zonder gevaar kan worden toegediend; de optimale dosis is die hoeveelheid, welke het beste effect heeft met de minste bijwerking.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: