Dorper
m. (-s), (oudtijds) dorpeling; onbeschaafd, ongemanierd persoon ; ook bn.: dorpere lieden.
M. J. Koenen's (1937)
m. -s (Z.-N. dorpeling; gesch. bepaalde Middeleeuwse lagere stand; fig. lomperd, onbeschaafde); -heid, v. (lompheid): wat — is dit, onedele gemeente (Vondel); -lijk, bn., bw. (onedel, ongemanierd), vero.
Jozef Verschueren (1930)
('dorpər) I. m. (-s) 1. Eig. dorpeling. 2. Mett. persoon zonder beschaving of eergevoel. - II. bn. 1. van de stand van een dorper, van lage stand : volk. 2. van de aard van een dorper, plomp : een -e houding.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: