Wat is de betekenis van doos (1)?

2024-03-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

doos (1)

vanouds een vulgaire term voor het vrouwelijk geslachtsdeel (ook in het Zuid-Afrikaans en in het Engelse slang: box), vandaar overdrachtelijk voor een vrouw, meer bepaald een dom wicht. Soms in de verbinding domme doos. Ook ouwe doos komt vaak voor. Het WNT (1916) vermeldt doos met de betekenis van: a) weinig bij de hand, onnozel vrouwspersoon; vro...