Wat is de betekenis van doorreis?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

doorreis

doorreis - Zelfstandignaamwoord 1. ergens komen tijdens een reis naar wat anders De oom kwam bij ons op visite toen hij op doorreis was naar Amerika. doorreis - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorreizen ♢.....

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

doorreis

doorreis - zelfstandig naamwoord uitspraak: door-reis 1. plaats waar je doorheen reist, maar niet blijft ♢ op doorreis naar Parijs bezocht ik Brussel Zelfstandig naamwoord: door-reis de doorreis

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Doorreis

s., trochreis, trochtocht.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Doorreis

reis waarbij men een plaats slechts passeert, er niet ophoudt: de vorst hield op zijn doorreis nergens op.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

doorreis

-reize, v. -reizen (reis door een land, stad; reis, waarop men een plaats enz. slechts in het voorbijgaan aandoet): op z’n —.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

doorreis

('do:r) v. (...reizen) reis door een land, streek, plaats: op de -.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Doorreis

v./m., reis waarbij men een plaats slechts passeert, zich er niet ophoudt: op mijn had ik een vluchtige indruk van de stad gekregen; op doorreis naar Rome.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Doorreis

DOORREIS, (deftig:) DOORREIZE, v. (...reizen), reis door een land, streek, stad de vorst hield op zijn doorreis nergens op.