Wat is de betekenis van doofpot?

2024-04-20
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

doofpot

doofpot - Zelfstandignaamwoord 1. pot waarin men in vroeger tijden turven of kolen doofde Op de tafel lag de bijbel en onder de tafel stond een doofpot. Woordherkomst samenstelling van doof(werkwoord) en pot(zelfstandig naamwoord) Uitdrukkingen en gezegden ...

2024-04-20
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

doofpot

knaldemper Peugeot 406 te koop wegens scheiding, Benzine, alarm, centrale vergrendeling, radio cd, 5 vitessen, 91000 km, met autokeuring van begin september 2010, nieuwe banden, nieuwe doofpot, kleur bordeaux, kleine krassen op koetswerk, vraagprijs 1600 euro (web) Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 5 Vlaamsheid: 1

2024-04-20
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Doofpot

Vervallen molen zonder wiekenkruis en kap. Ook: molenstomp.

2024-04-20
Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Doofpot

Gebruikelijke aanduiding van een molen (bovenkruier) waarvan kap en wieken verwijderd zijn. Elders wordt zo’n onttakelde molenromp ‘peperbus’ genoemd. De als doopsgezinde vermaning aan de Oostzijde 82 te Zaandam gebouwde achthoekige kerk (thans in gebruik bij het Apostolisch Genootschap) kreeg in verband met z’n vorm ook de...

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

doofpot

Knalpot, -demper (van auto’s enz.). Doofpotten en uitlaatpijpen, voor personen- en vrachtwagens, Westkust 26/8/1976, p. 7.

2024-04-20
De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Doofpot

grote pot met deksel om de resten van een kolenvuur in te verzamelen ter voorkoming van brandgevaar. Oorspr. van aardewerk of ijzer, in de 19de eeuw vooral van rood koper met messing standring en deksel.

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Doofpot

s., dôf-, smoarpôt, dôftsjettel, domper.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Doofpot

m. (-ten), 1. pot waarin men turven of kolen dooft; — (fig.) die zaak is in de doofpot, door of ter wille van hen die er nadeel (schade enz.) door zouden lijden, is gezorgd, dat men niets meer van de zaak hoort; iets in de doofpot stoppen; 2. (scherts.) benauwd, klein vertrek.